Hoe bepaal je de vorm van participatie?

Stel jezelf de onderstaande drie vragen en dan weet je op welke manier je de omgeving kunt betrekken.

1. Ruimtelijke ontwikkelingen

Gaat het om ruimtelijke ontwikkelingen met ingrijpende gevolgen voor de omgeving (positief of negatief)? Wat is de maatschappelijke impact of de omvang van de impact? (dit bepaalt de grootte van de groep die wordt betrokken)

  • Ja: grote groep betrekken
  • Nee: alleen inwoners betrekken waar het plan direct invloed op heeft
  • Nee, totaal geen gevolgen: geen participatie. (wel informeren)

2. Participatie

In hoeverre heeft de participatie invloed op het plan? (dit bepaalt de intensiteit van de participatie: informeren, meedenken, adviseren, meebepalen of meebeslissen).

  • Inwoners beslissen: intensief traject met meerdere momenten en invloed op beslissing. Argumenten beslissing komt vanuit inwoners/initiatiefnemers. Gemeente/initiatiefnemer faciliteert.
  • Inwoners co-creëren en maken onderdeel uit van het  maken van een plan. Duidelijkheid vooraf over de mate van invloed en uiteindelijke besluitvorming. Inwoners zijn gelijkwaardig aan de gemeente/initiatiefnemer en kunnen ook wat vinden over de uitkomsten. Uitgebreide (persoonlijke) terugkoppeling. 
  • Inwoners geven advies of ideeën (meedenken): duidelijkheid over proces en mate van invloed, verzamelen ideeën, informeren over proces en algemene terugkoppeling met daarbij in welke mate ideeën zijn meegenomen.
  • Inwoners willen weten wat er staat te gebeuren (geen invloed): Duidelijk informeren en transparantie bij start, over proces en over uitkomsten.

3. Belangen

Welke belangen spelen mee en leeft het onderwerp onder de inwoners? (dit bepaalt wie er betrokken worden)

  • Geen belangen: alleen direct betrokkenen betrekken
  • Wel belangen: in kaart brengen welke belangen er spelen en bij wie, door stakeholders-analyse. Per stakeholders groep bepalen welke rol zij hebben, welk belang en in welke mate betrekken (zie vraag 2).