Wegen

Situatieschets

Elke weg in onze gemeente heeft een functie. Van grote verkeersaders tot kleine woonstraatjes. Sommige wegen zijn al oud en zien er daardoor anders uit dan nieuw aangelegde wegen.

Verkeers- en Sociale Veiligheid

We spreken over verkeersveiligheid als we veilig van A naar B willen reizen. Het gaat over een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer. Sociale veiligheid kunnen we verdelen in objectieve (meetbaar; bijvoorbeeld aantal inbraken) en subjectieve (gevoel van veiligheid) sociale veiligheid.

Veel mensen geven aan zich veiliger te voelen als er licht is. Dat is hun gevoel. Maar is het werkelijk veiliger? Je kunt wel iemand aan zien komen op de weg. Maar zijn er ook mensen in de buurt die te hulp kunnen schieten als er wat gebeurt? Oftewel is er voldoende sociale controle? Als dat niet het geval is spreken we van schijnveiligheid.

Wet- en regelgeving

Richtlijn

In Nederland zijn gemeenten niet verplicht om te verlichten, wel is er een richtlijn (NPR13201/A1). Deze geeft een advies over de hoeveelheid licht (lichtsterkte) op de weg (horizontale lichtsterkte), maar ook over de hoeveelheid licht op 1,5m hoogte (verticale lichtsterkte) en de verdeling van het licht op de weg (gelijkmatigheid). Daar waar de verkeersveiligheid belangrijk is, is de gelijkmatigheid belangrijk. Anders krijgen we zwarte vlekken.

Burgerlijk Wetboek

De wegbeheerder kan op basis van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk worden gesteld voor letsel en schade. Dit kan wanneer de openbare verlichting niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen (artikel 6.162 e.v. en artikel 6.174). Dit geldt alleen ten aanzien van de verkeersveiligheid en niet ten aanzien van de sociale veiligheid.

In het Burgerlijk Wetboek is ook een zorgplicht opgenomen ten aanzien van de verkeersveiligheid. Wij moeten onze lantaarnpalen als een goede ouder onderhouden.

Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan

Vanuit ons gemeentelijk verkeer en vervoerplan (GVVP) kennen we drie categorieën wegen: Stroomwegen, Gebiedsontsluitingswegen (samen het hoofdwegennet) en Erftoegangswegen. De hoeveelheid vervoersbewegingen is op de diverse soorten wegen verschillend.

Op de gebiedsontsluitingswegen speelt de verkeersveiligheid een belangrijke rol. In buurten en wijken daarnaast ook de sociale veiligheid (en dan met name het gevoel van veiligheid).

Vanuit het GVVP is het streven om alles in te richten volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Dit is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid wel belangrijk.

De provinciale wegen en de rijkswegen laten we in dit beleid verder buiten beschouwing qua licht, omdat deze onder de verantwoordelijkheid van de Provincie of Rijkswaterstaat vallen.

Ons oog

Ons oog kan snel aan licht wennen, maar heeft wat langer de tijd nodig om aan donker te wennen. Als je verlichting om en om uitzet, ontstaan er donkere vlekken op straat waarin verkeerdeelnemers weg kunnen vallen. Denk ook aan de zon die tussen een bomenrij schijnt. Als de afstand tussen de lantaarnpalen groot genoeg is, of de snelheid laag, ontstaat dit effect niet.

Kleur van de verlichting

De kleur van de verlichting bepaalt ook de veiligheid. Bij sommige verlichtingskleuren, zoals bijvoorbeeld oranje, lijkt alles rood/oranje. We zien hiermee niet de echte kleuren en geven in het geval van een calamiteit een verkeerde beschrijving van bijvoorbeeld een autokleur. 

Alternatieven voor verlichting

In plaats van verlichting zijn er veel alternatieven om de verkeersveiligheid te waarborgen op de wegen. Denk daarbij aan markering en reflectie. Door het gebruik van alternatieven kan vaak heel goed het verloop van een weg aangegeven worden.

Dimmen en detectie

Het dimmen van de verlichting zorgt ervoor dat het licht wat minder fel brandt. We besparen zo energie. Voor het oog valt het dimmen van de openbare verlichting vaak niet op.

Na de spits, als er minder mensen op straat zijn, kan het licht minder fel branden. In de late avond en nacht kan het nog wat minder fel branden.

Door nieuwe technieken als detectie, kun je verlichting aan laten gaan als er iemand aankomt.

Of je laat het licht wat feller branden als er iemand aan komt. Zodra er niemand meer is, gaat het licht weer uit of minder fel branden.

Schijnveiligheid

Veel mensen geven aan zich veiliger te voelen als er licht is. Dat is hun gevoel. Maar is het werkelijk veiliger? Je kunt wel iemand aan zien komen op de weg. Maar zijn er ook mensen in de buurt die te hulp kunnen schieten als er wat gebeurt? Oftewel is er voldoende sociale controle?

Integraal ontwerpen

Bij het ontwerpen van een weg wordt vaak de verlichting als laatste meegenomen. Dan kan het voorkomen dat een lantaarnpaal over een paar jaar in een boom staat. De boom is gegroeid en in het ontwerp is daar geen rekening mee gehouden. Integraal ontwerpen houdt in dat je vanaf het allereerste moment met elkaar om tafel zit en overal rekening mee houdt.

Buitengebieden

In het buitengebied zijn we al jaren terughoudend ten aanzien van verlichting op de wegen.

Lichthinder en lichtvervuiling

Verlichting kan lichthinder veroorzaken voor omwonenden of de flora en fauna. We spreken van lichthinder als bijvoorbeeld een lamp in een woning schijnt.

Lichtvervuiling wordt ook wel horizonvervuiling genoemd. Dit is licht dat als een gloed boven een gebied zichtbaar is. Dat kan ook zijn van verlichting op de wegen als we deze heel fel laten branden.

Wat gaan we doen?

Het uitgangspunt voor de wegen buiten de bebouwde kom is ‘Niet verlichten, tenzij’. Voor de verkeersveiligheid kijken we eerst of met markering of reflectie een goede oplossing gecreëerd kan worden. Pas als dat niet of niet voldoende kan en voor de verkeersveiligheid verlichting nodig is, dan plaatsen we verlichting.

Per type weg bekijken we óf en zo ja, welke hoeveelheid licht wenselijk is. Dit is afhankelijk van welke verkeersdeelnemers gebruik maken van de weg, de snelheid, de overzichtelijkheid etcetera. De verlichting die geplaats wordt, is duurzame verlichting.

Binnen de bebouwde kom kiezen wij ervoor om qua lichtsterkte op maximaal 75% van de huidige richtlijn (NPR13021/A1) te verlichten. Op bepaalde hoofdwegen is vaak wel wat meer licht vanwege de verkeersintensiteit.

Nieuwe verlichting is standaard dimbaar en voorzien van een connector om toekomstige energiedoelstellingen te halen. Op die locaties waar dat belangrijk is, wordt een zo goed mogelijke verdeling gemaakt met de bestaande afstand tussen de lantaarnpalen. Er wordt geen verticale verlichtingssterkte aangehouden omdat op 1,5m hoogte veel lichtbronnen zichtbaar zijn (denk aan koplampen, etalages, woningen etcetera).

Schijnveiligheid willen we zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Net als onnodige lichthinder en lichtvervuiling.

De juiste kleuren worden toegepast om goede kleur- en gezichtsherkenning op de weg te krijgen.

Per situatie bekijken we waar het wenselijk is (en de financiële middelen toereikend zijn) om een detectiesysteem toe te passen.

De komende beleidsperiode wordt samen met inwoners en gebruikers in het buitengebied gekeken of er nog verlichting verwijderd kan worden. Door een alternatief als markering of reflectie te gebruiken, is vaak een beter zicht op de weg mogelijk.

Het ontwerp is een integraal ontwerp om groen en openbare verlichting zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Zo willen we voorkomen dat een lantaarnpaal in een boom staat en geen goed licht meer op de straat kan geven.